Begrippen

A
  • Activa

    Bezittingen van het pensioenfonds

  • ALM-Studie

    Afkorting voor Asset Liability Management. Dit is een studie die voor verschillende scenario's inzicht geeft in mogelijke toekomstige financiële ontwikkelingen van een pensioenfonds.

B
  • Beleggen

    Geld investeren op de financiële markten.

  • Beleidsdekkingsgraad

    De gemiddelde dekkingsgraad over de laatste 12 maanden.

  • Benchmark

    Een maatstaf voor de beoordeling en vergelijking van het succes van beleggers onderling.

D
  • Dekkingsgraad

    Graadmeter voor de financiële positie van het pensioenfonds. Een dekkingsgraad van 105 procent betekent dat tegenover iedere euro die aan pensioen uitgekeerd moet worden, € 1,05 in kas zit.

  • De Nederlandsche Bank

    De Nederlandsche Bank is financieel toezichthouder op pensioenfondsen.

  • DNB

    Afkorting voor De Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank is financieel toezichthouder op pensioenfondsen.

G
  • Gesepareerde beleggingsdepots

    Beleggingen die specifiek zijn gekoppeld aan een regeling (verzekerd deel of eigen beheer). Het rendement uit deze beleggingen blijft ook gekoppeld aan de regeling.

I
  • Indexeren

    Het (jaarlijks) verhogen van de (opgebouwde) pensioenen.

K
  • Kostendekkende premie

    De premie die nodig is om alle kosten van de pensioenregeling te kunnen betalen.

M
  • Marktwaarde

    Waarde van een beleggingsobject als het op dat moment verkocht zou worden.

P
  • Pensioenreglement

    De regeling waarin staat hoe uw pensioen precies is geregeld.

  • Pensioenuitkering

    Het bedrag dat wij u (straks) maandelijks betalen.

  • Pensioenverplichtingen

    De totale waarde van alle uit te keren pensioenen, nu en in de (verre) toekomst.

  • Pensioenwet

    De wet (per 1 januari 2007) die gaat over pensioen dat u opbouwt via het werk bij een pensioenfonds of verzekeraar.

  • Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid

    Een pensioen voor een werknemer die arbeidsongeschikt wordt. De opbouw van pensioen gaat door alsof hij/zij zou werken. De werknemer en zijn (oud-)werkgever betalen hier niets voor.

  • Prijsindexcijfers

    De algemene prijsstijging.

R
  • Rendement

    Het resultaat van beleggingen. Bij een positief rendement worden beleggingen meer waard. Bij een negatief rendement worden de beleggingen minder waard.

  • Rentetermijnstructuur

    Overzicht dat de hoogte van de rente bij verschillende looptijden laat zien.

  • Risicohouding

    De mate waarin het pensioenfonds bereid is om (beleggings)risico's te lopen om de doelstellingen te realiseren.

T
  • Toeslag

    Het percentage waarmee de pensioenen jaarlijks verhoogd kunnen worden om de pensioenen te laten meegroeien met de prijsstijgingen.

  • Toeslagambitie

    Het voornemen van het bestuur om elk jaar de pensioenen te verhogen als de financiële positie dat toelaat.

U
  • Uniform Pensioenoverzicht (UPO)

    Een persoonlijke pensioenoverzicht voor de (oud-)werknemer dat het pensioenfonds jaarlijks opstelt.